onsvatdiepad.reismee.nl

De hel naar het Noorden

Wanneer we Cape Cross de volgende ochtend aantreffen vanuit onze kamer, is de wind niet echt gaan liggen. Toch is er een viertal kampeerders dat het heeft aangedurfd om het slapen in een katoenen kamer aan te gaan. We hadden ze de avond ervoor al zien struinen rond de kampeerplaats en ook even gekeken of het echt zo was, en inderdaad: daar stond een tent. Niet het type daktent dat wij meezeulen, maar een grondtent. En omdat het kampeerterrein is ommuurd, zullen ze redelijk weinig last hebben gehad van de wind, wij hadden boven de muurtjes gelegen en waren wellicht in de Atlantische Oceaan verdwenen.

Bij het ontbijt zit het viertal bij een kop koffie bij te komen van een stormachtig nachtje, zoveel is duidelijk. Wij schuiven aan voor het inclusiefontbijt en nemen het ervan. Nadien is het inpakken en toch echt wegwezen van deze van alles verlaten plek, of zoals ze het zelf aanprijzen: ‘Where there is nothing, there is more’.

We rijden vijf kilometer terug langs de kust om de zeehondenpopulatie te aanschouwen die met een ster – ten teken van een niet te missen bezienswaardigheid – op de kaart staat aangegeven. Daar liggen enkele duizenden robben op de kust te liggen. Hier en daar is er eentje actief, en een tiental waagt zich in het water. Het stikt er van de puppy’s. We aanschouwen het een klein half uurtje en moeten dan op weg naar het noorden. We willen uiteindelijk naar Twyfelfontein en dan zijn er twee opties, de binnenlandroute, of buitenom via Skeleton Coast, een 400 kilometer lange kustweg die wij zo’n 250 kilometer volgen. Het is niet raar dat we op die weg maar een handvol tegenliggers zien, het is namelijk een barre tocht. Hoe noordelijker we komen, hoe harder het begint te waaien, noem het maar storm, en omdat alles uit zand bestaat, is het soms nauwelijks nog te zien waar de weg ligt. Die wordt continu overspoeld met zand.

Maar net zo plotseling als elke kruising zich aankondigt, zien we ook degene die ons naar rechts dirigeert, weer het binnenland in, op weg naar Twyfelfontein. Dat is dan nog zo’n 200 kilometer rijden over steeds slechter wordende gravelwegen. We zijn het inmiddels gewend, maar niet dat de situatie zo rot is. De hel van het Noorden. Af en toe zien we een shovel die tracht nog enigszins de weg te egaliseren, maar er is geen beginnen aan. Wanneer we over een heuvel rijden, zien we plots aan de andere kant een paar keien liggen. We zitten niet te wachten op een lekke band, hoewel we twee reserves bij ons hebben en Mariella probeert met een stuurbeweging de keien te ontwijken. Dat lukt, maar daardoor begint de auto met 80 per uur wel vervaarlijk te slingeren. Ondanks dat ze het gas loslaat, krijgt ze de auto niet onder controle, we blijven van kant naar kant gaan. Daarbij worden we niet geholpen door de 140 liter diesel en 55 liter water die aan boord zijn en die het slingeren lekker aanwakkeren.

Gelukkig houdt Mariella de auto in bedwang, maar het was kritiek. Met nog maar een kilometer of 75 te gaan tot Twyfelfontein, doen we het verder rustig aan.

Op de camping aangekomen, zijn we weer eens de enige gasten. We mogen kiezen waar we willen staan en ook worden ons de openluchtplee en op hout gestookte douche getoond. Het gekke van die plee is dat alles compleet is, pot, bril, spoelbak, borstel, pleerol en houder, reserverol, alleen geen dak. En geen deur, maar zonder andere gasten is dat geen probleem. Er arriveren nog twee campers, nou ja, gedeelde smart.

Ondanks het primitieve van de camping, hebben we wel licht. Dat wil zeggen: er is een peertje in een boom geschroefd, met een lichtknop en een oplaadpunt voor iPhones. We slapen er prima, het is warm overdag, maar fris ’s nachts. En we hebben een prachtige sterrenhemel – want er is bijzonder weinig licht verder.

Twyfelfontein staat op de werelderfgoedlijst van Unesco. Het bevat 6.000 jaar oude rotstekeningen van allerhande diersoorten die hier voorkomen en had als nut om aan te geven waar wat werd gevonden, want waar dieren zijn, is water. Nu is het er kurkdroog met soms wat water, maar dat weet je nooit. Vandaar de naam Twyfelfontein. De gids die ons rondleidt is vrij stevig gebouwd en heeft een aangenaam kalm tempo. Haar Engels is van ongeveer hetzelfde niveau, dus de verhalen sneuvelen in schoonheid.

Van de rotstekeningen is het maar 5 kilometer naar een kloof die 120 miljoen jaar geleden is ontstaan als gevolg van een vulkaanuitbarsting. Waar hebben we dat eerder gezien? Juist, IJsland. Nu hadden we de hele dag al het idee rond te rijden op dit knusse eilandje en dat wordt hier bevestigd. Vanaf Cape Cross, zo’n zes uur rijden van Twyfelfontein, zijn we geen enkel stadje of zelfs dorp tegengekomen. Slechts hier en daar wat hutten en een verdwaalde geit. Nadat we ook de Burnt Mountains nog even hebben bekeken, gaan we weer rijden, op weg naar Waterberg Nature Reserve. Dat is een natuurpark op zo’n 300 kilometer van het vliegveld dat ons zondag terug gaat brengen naar Johannesburg.

Zo’n 10 kilometer voorbij Twyfelfontein treffen we een bord aan met Petrified Forest en een bord eronder met Wilitsia’s. Het is handgeschilderd, maar overtuigend genoeg voor een afslag en die nemen we. Wanneer we aankomen op de parkeerplaats, valt op dat het er wat amateuristisch uitziet, maar er staat wel een office, er zijn twee gidsen, een formulier en we mogen 100 dollar betalen. Mariella wil beslist de bomen zien die ze ooit in een boek tegenkwam. Deze zijn heel bijzonder en komen alleen hier voor. Als ik kijk, zie ik niks, maar Mariella wijst naar de grond naar een klein hoopje plant met wat dorre bladeren. Dat is de boom en ze kunnen duizenden jaren oud zijn. Oh? Raar fenomeen, die natuur. Wanneer we ook de versteende bomen hebben gezien, gaan we terug. De gids die ons net nog de weg wees, wil ons een steen verkopen. Daar kunnen we niet op ingaan, omdat we al zoveel bij ons hebben dat we een toeslag voor overgewicht vrezen. Op zijn teleurgestelde reactie geeft Mariella hem 10 dollar, zomaar.

Wanneer we nog een kilometer of 10 doorrijden, komen we het officiële bord Petrified Forest tegen. Aha, het was dus een lokaal initiatief om ons de versteende bomen en wilitsia’s te tonen. Nou ja, maakt niet uit. We hebben ze gezien, en de lokale bevolking een beetje gesteund. We gaan snel verder.

Ook nu weer komen we niets, niets en niets tegen. Tot Outjo, waar we snel doorheen rijden, geholpen door het asfalt dat nu weer voor en onder onze auto ligt. De 130 kilometer naar Otjiwarango gaan rap, geholpen door het gebrek aan verkeer en het bordje dat om de 10 kilometer aangeeft dat het weer 10 minder is. Onderweg spotten we nog spontaan een clubje giraffen, dat naast de weg in een afgesloten park staat te knagen aan wat boomtoppen. Er zijn foto’s. Nadat we in Otjiwarango zijn aangekomen, een van de grotere steden, moeten we een beetje zoeken naar de route en naar een supermarkt omdat Mariella sigaretten wil. Op een kruising ontwaar ik een Pick ’n Pay en we parkeren onze auto. Inmiddels zijn we gewend geraakt aan de informele parkeerwachten die toezicht houden en zorgen voor hulp bij in- en uitparkeren en ik laat hem merken dat ik hem heb gezien.

Binnen kopen we drie pakjes en vertrekken weer, Mariella zal het stuur overnemen en gaat naar haar kant van de auto. Ik zit al als zij binnenkomt en dan gaat het snel. Iemand trekt aan haar tasje om die ongewenst van eigenaar te doen verwisselen, maar het mislukt. Mede door toedoen van de parkeerwacht die ik even ervoor nog ruim had beloond met 5 dollar. Klaarblijkelijk helpt het toch, zo’n parkeerwachter. De mislukte diefstal rekenen we vooral hem toe. In positieve zin. We zijn er redelijk relaxt onder, maar willen wel snel de stad verlaten. We hebben geen zin in gedoe in onze laatste paar dagen op het Afrikaanse continent, al kan dit ook gebeuren in de Amsterdamse metro of de Haagse Markt.

Met nog zo’n 100 kilometer voor de boeg en een doortikkende klok – we weten niet hoe laat het Waterbergpark dichtgaat – rijden we flink door, ook op de zandweg die de laatste 23 kilometer duurt. En dan plots staan we voor de poort van wat we denken dat het de camping is die we zoeken. Het klopt, we boeken in en zoeken een plek. Prima camping, zo op het eerste gezicht. Goede voorzieningen, schoon, heel en met een restaurant.

Helaas is het wel een forse klim naar het restaurant en het is al volkomen donker als we straks teruggaan en fors schemerig nu we erheen gaan. Gelukkig is Mariella zo gis om een zaklamp mee te nemen, geen overbodige luxe. Een T-bone en een oryxsteak en een dessert later, gaan we weer terug. We voelen de spanning, omdat we op de heenreis vanuit de kant van de weg, in een bocht, werden toegesist door iets uit de natuur. Of het een slang was of iets als een wilde kat, weten we niet. Toevallig zijn we in diezelfde bocht net naar boven aan het kijken naar een prachtige sterrenhemel, als de slang/kat weer sist. Nu lopen we dan toch maar snel door. De nacht verloopt verder rustig.

Nu is het op de kampeerplek vergeven van de beesten. Allerlei soorten vogels, zwijntjes, bokjes en ander grut vliegt ons om de oren. Het mooiste schouwspel echter vormen de eekhoornachtigen. Die komen plotseling vanuit de bosjes met een stuk of 20 tegelijk de kampeerplaats op, snaaien alles wat loszit en verdwijnen dan net zo snel weer langs de andere kant, om een kwartier later hetzelfde truukje uit te halen, maar dan vice versa.

De volgende dag is onze laatste echte vakantiedag, de zaterdag voor het vertrek op zondag. Omdat we al vier weken lang bijzonder actief zijn, plannen we voor vandaag niks. Uitslapen tot tien voor negen bijvoorbeeld, wordt gezien als een extreme luxe. Daarna willen we nog even een plaatselijke begraafplaats van Duitse soldaten uit 1904 bezoeken, maar dat gaat niet door omdat halverwege de weg er een troep bavianen met kleintjes bij een poel zit te drinken. Nu weten we dat die beesten bijzonder agressief kunnen zijn en stevig kunnen bijten, dus we wijken uit naar het zwembad, vlak achter het restaurant. Weer die klim en nu in de bloedhitte van 11 uur ’s ochtends.

In de bocht wordt niet naar ons gesist en we staan binnen geentijd aan de oever van een koud bad. Een erg koud bad. Mariella gaat volledig onder, ik houd het tot de knieën. Wanneer we op een stretcher liggen te niksen, komen er een paar baviaantjes gezellig bij ons zitten, op zo’n twee meter achter ons en ze doen niks. Even later verdwijnen ze, maar niet helemaal, want voor we het weten zitten ze aan de rand van het zwembad water te drinken. Slim.

We gaan na een uurtje of twee niksen terug naar de auto/tent, om ons voor te bereiden op de laatste game drive. Die begint om drie uur ’s middags en is volledig volgeboekt. Wanneer we wat zitten te zitten, komt er plots een baviaan van grote omvang onze kampeerplek oprennen en hij trekt alle prullenbakken open. Wanneer hij er ook vandoor gaat met ons vuilnis, is dat het teken om alle spullen die we hebben – camera, Macbook, telefoons en wat nog meer – veilig te stellen. Je weet maar nooit of deze aap er met onze paspoorten vandoor gaat. Die hebben we namelijk nog nodig.

Twee volle wagens gaan richting Waterberg. Onze auto bestaat uit onszelf, een Zwitserse, voor ons vier Duitsers, met ernaast twee Italianen en de chauffeur. Op zich niet zo’n bijzondere combinatie, ware het niet dat we allemaal Duits spreken, de Zwitserse komt uit Duitstalig Zwitserland, de Italianen ergens uit het Noorden c.q. Tirol en de chauffeur spreekt Duits omdat dat nu eenmaal gebruikelijk is in Namibië. Toller Sache!

De game drive is van tevoren door de reisgids als een van de mindere bestempeld. Er zou volgens de schrijver ervan niet heel veel te zien zijn, mede door de dichte bebossing op de berg. Hoezeer hij het mis zou krijgen, zou blijken. We zijn al wat blasé van alle game drives die we al hebben gehad en die ons zoveel succes brachten, dat we dit als een leuk ritje om de zaak mee af te ronden beschouwen.

Nu, we vergissen ons totaal. Natuurlijk treffen we hele kuddes bokjes aan, die we niet zo spannend vinden. Maar wanneer we een half uurtje bij een uitkijkpunt bij het water gaan zitten, zien we een giraf, en onderweg nog een. En als we dan ook nog een neushoorn vlak voor onze auto langs zien rennen, is het feest compleet.

Okee, het is de langste game drive tot nog toe, maar we hebben een enorm goede gids, lekker weer, frisse limonade en veel wild.

Omdat we pas tegen achten terugzijn, skippen we het eten en nemen we genoegen met nootjes en chocolade. En gin-tonics.

En dan slapen, naar Windhoek, naar Johannesburg, naar Amsterdam en naar Den Haag.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!