Van dikhuiden en honingdassen
In 2000 reisden wij via Duitsland, Denemarken en Faröer per boot naar IJsland. Ons reis had een doel, we waren op zoek naar de papegaaiduiker of om het in goed Engels te zeggen: the search for the puffins. Na ruim 2,5 week hadden we ze op een klip in Vik, het zuidelijkste punt van IJsland, gevonden. Zoals eerder aangegeven, rusten we niet voor we in Afrika een honingdas hebben gezien. In Addo Elephant Park hebben we de beschikking over een schraplijst en daar staat hij bovenaan in het rechterrijtje: the honey badger. We zullen hem voorlopig niet afstrepen.
De tocht van de Dung Beetle Guest Farm naar Addo is slechts vijf kilometer. Dat zijn on-Afrikaanse afstanden en daarmee verdoen we vandaag dus ook weinig tijd. De Polo die we als een zegen ervaren, kent ook een negatief aspect. Allereerst klinkt ‘ie als een diesel, maar dat komt omdat hij goedkoop is en dus slecht geïsoleerd. Ik loop naar de tankdop om me ervan te overtuigen dat het echt een benzinemotor is. Dat is het. Een groter nadeel is er een van geheel praktische aard. Mariella is net een beetje gewend aan de richtingaanwijzer aan de verkeerde kant, waardoor ze vaak met de ruitenwissers heeft weten aan te geven of ze links- of rechtsaf wil. De Polo draait het geheel weer om naar de Europese norm en nu zit de pookje dus aan de goede kant en blijft ze weer ruiten wissen vlak voor een afslag.
Voorbij de gate, alwaar we weer een molen van paperassen mogen doorwroeten, is het nog eens vijf kilometer naar het versterkte dorpje, dat nog het meeste weg heeft van het Gallische dorpje uit de Asterix en Obelix-reeks. Het is omheind en daarbuiten loert de vijand.
Omdat het nog maar 10 uur ’s ochtends is als we inchecken en we nog ruim vier uur te gaan hebben voor we de sleutel van onze hut krijgen, boeken we een game drive. Zoals gezegd, er staan nog wat beesten op ons lijstje en we popelen om die een vinkje te geven.
Met z’n achten in een Land Rover Defender die niet versleten is, maar enorm versleten. Ik zit boven de uitlaat en die klinkt als een verkeerd afgestelde pizzabrommer die met 70 kilometer per uur over een kruispunt raast. Daarnaast is de zwarte wolk uitlaatgas er eentje om in te lijsten. Tijd voor een beurt door Garage De Stoeprand.
We zijn koud het dorpje uit en de slagboom onderdoor, of we worden vergast op een schildpad van de buitencategorie. Volgens onze gids-chauffeur, die veel wegheeft van Idi Amin in zijn betere dagen (inclusief uniform), is dit nog maar een kleintje en gaan we vast nog loggere exemplaren zien. Vast. Tien minuten verderop staat er een olifant in het struikgewas die een verse hoeveelheid mest heeft neergelegd. Dat is voor de dung beetles – mestkevers (meskruiers op z’n Afrikaans) het teken om balletjes te gaan maken – en rollen. Deze kevers zijn bijzonder, daar ze alleen kunnen lopen en niet vliegen. Schijnt alleen in deze contreien voor te komen.
Heel lang hebben we niet om naar dit wonderlijke schouwspel te kijken, we worden verwacht bij de poel, alwaar zo’n vijftig olifanten staan te drinken en verkoeling zoeken. Onze Laro staat met een aantal andere auto’s die spektakel te aanschouwen, als van achter ons nog een olifant komt aanstiefelen. Die loopt doodleuk tussen de auto’s door en steekt zijn slurf in het water. Pas op het moment dat zo’n dikhuid naast een auto staat, zie je hoe groot ze werkelijk zijn. En dus ook hoe gevaarlijk het eigenlijk is, want als zo’n kluitje olifanten het op de heupen krijgt, blijft er van het wagenpark verrassend weinig over.
Tien meter verderop staat er een auto met een lege accu. Natuurlijk, het is een Toyota. Bij het omdraaien van de sleutel in het contact hoor je een korte ‘heng’, en daarna blijft het stil. Geen benzineprobleem dus, maar een accu. De ranger stapt samen met een andere ranger uit en ze duwen het gevaarte aan. Wat nu ‘in je auto blijven, want het is levensgevaarlijk’?
Terug op het hoofdkwartier krijgen wij de sleutel van onze slaapplek. Een rondavel, ofwel een bungalowtje zonder hoeken. Keurig bedje, zitje, sanitair. Niks te klagen. Ook heeft het een patio dat we gebruiken voor een dagelijks spelletje scrabble. Voor de jongeren: dat is wordfeud waarbij je zelf bepaalt of een woord bestaat of niet.
Nadat we ’s avonds de maaltijd hebben genoten, is het zo vreselijk donker dat we een volle sterrenhemel te zien krijgen die in Nederland – met alle teeltlampen in het Westland en alle straatlantaarns in de steden – zeldzaam is. Stukje Melkweg, omgekeerd steelpannetje (denken we), spikkels volop.
Het beestenlawaai is inmiddels tot enorme proporties aangewakkerd. De krekels en kikkers hebben een volume alsof er 15 autoalarmen tegelijk afgaan (en zo klinken ze ook). Slechts de uren na twaalven, tot een uur of 4 zijn betrekkelijk stil. Dan neemt het vliegend deel van het park het herriemaken over: de vogels. Toch stoort het niet, daar waar we in de stad gillend gek zouden worden als iemand z’n autoalarm te kritisch afstelt, waardoor het bij elke passerende tram afgaat. Blijkbaar zijn we milder als het om natuur gaat.
De volgende ochtend hebben we twee mogelijkheden: of we gaan door het park heen naar de N2 - de snelweg die we tot Kaapstad zullen blijven volgen - of we kiezen voor de snelle route om het
park heen. Geen moeilijke keuze; we nemen de korte route – door het park. Dat betekent een kilometer of 70 met geen gemiddelde van 30 rijden. Rijden? Slalommen!
We zijn nog maar 10 minuten het dorpje van de dappere Galliërs uit, of we worden een halt toegeroepen. Weliswaar komen we van rechts en hebben we in theorie voorrang, we nemen het niet. Het is
namelijk een groep olifanten van ongeveer twintig stuks, met mini-olifantjes erbij en die zet je niet zomaar aan de kant. Ze stiefelen vrolijk over de weg en trekken hier en daar een tak uit een
boom en steken die met hun slurf weg om te worden vermalen tot mest. Ze hebben absoluut geen haast en maken weinig aanstalten om weg te gaan. Nu we geen ranger in de buurt hebben en tussen hen en
ons slechts een dun laagje plaatstaal van de Polo zit, blijven we lekker staan. Ik zit achter het stuur en ben volledig gefocust op het mogelijk plots achteruit moeten rijden, omdat er een olifant
gedurende enige tijd wel heel vals mijn kant uit zit te loeren.
Waarom hij (zij) dat doet, wordt duidelijk op het moment dat er langs onze auto een grote grijze dame langskomt met een kleintje. We zien het gebeuren en voor we het weten kijken we naar de vrolijk zwiepende konten, met slingerende staartjes van moeder en dochter (denken we).
Zo plots als ze verschenen, zo plots zijn ze ook weer via het struikgewas verdwenen. Nu leven er in Addo meer dan 400 olifanten, dus de kans er eentje te treffen, is groot. Gedurende de ochtend zullen we er nog vele uit het struikgewas tevoorschijn zien komen. Na de eerste begint dat te wennen en is de schrik niet meer groot.
De komende tientallen kilometers moet ik met het stuur de wildste capriolen uithalen, onderwijl wel blijven opletten op overig verkeer en de gasgeeftechniek. Elke keer dat Mariella het codewoord Beetle uitspreekt, zit of loopt er ergens voor de auto een mestkever en die moet ik uiteraard ontwijken. Overal waar verse mest ligt, komen ze enthousiast op af. Ik slinger dus van links naar rechts alsof ik een halve liter wodka achter de kiezen heb. Ik ben broodnuchter.
Dat is handig, want we moeten na afloop van Addo nog ruim 200 kilometer de N2 af naar Storm River Mouth Rest Camp. We rijden langs Port Elizabeth en de N2 is lekker breed en lekker leeg. We zien voor het eerst een aankondiging van Kaapstad: nog maar 730 kilometer, dus dat schiet lekker op.
Inmiddels is het gaan regenen en dat is de voorbode van een ruig uitje naar de Storm River. Ongeveer 10 kilometer van de snelweg ligt aan de linkerhand het kamp, middenin een natuurpark. We moeten oppassen voor de dolfijnen en walvissen, aldus de waarschuwingsborden. Wanneer we zijn ingecheckt en we de sleutel hebben van huisje nummer 5, rijden we een zeer steile weg af naar zee en parkeren de Polo achteruit naast het huisje. We lopen er met de sleutel in de hand omheen en staan 10 meter vanaf een woest kolkende zee. Dit is de scheiding tussen ons en Antarctica, al is dat nog wel een paar duizend kilometer zwemmen. Vanaf onze patio, kunnen we met een beetje pech (en een beetje meer harde wind) de golven voelen overspoelen, al overdrijf ik daarmee wel een beetje.
We weten in elk geval wel met welk geluid we later op de avond in slaap zullen vallen.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}