onsvatdiepad.reismee.nl

Met je 1.4 door de bergen

In Japan gebeurt het vaker dat fabrieksmerken meerdere producten fabriceren die niets met elkaar te maken hebben. Zo maakt Yamaha zowel bloedsnelle motorfietsen als kwalitatief hoogwaardige piano’s. Als ik die lijn doortrek naar Toyota, waarvan we een exemplaar hebben weten te huren, maken zij naast dit wanproduct ook nog strijkijzers, asfaltwalsen en naaimachines. Hun credo is niet voor niets ‘traag en log’.

Onze laatste ochtend in Ngala begint met het butlerbonzen op de deur van onze lodge om iets na vijven in de ochtend. Het is tijd voor onze laatste game drive. We springen uit bed, nou ja, laten we niet overdrijven, we staan op en kleden ons voor een laatste confrontatie met de natuur van Krugerpark. Om half zes staan we met 20 andere gasten koffie te drinken op het terras in afwachting van de komst van de rangers. Dyke, de onze, vragen we wat het objectief voor vandaag is. Zijn antwoord luidt: ‘You never know’ en dat zal blijken.

Tegen tien voor zes rijden we het kamp uit, de bloedrode opkomende zon tegemoet, die na een scherpe bocht met onze auto zich steeds langzamer een weg naar boven werkt. Hoe hoger hij komt, hoe bleker hij wordt. Het is vandaag geen dag van verzengende hitte, maar een van bewolking en wind.

Na de nodige hertjes links en rechts, komen we in troepen van 3 à 4 wat zebra’s tegen die langs de weg gras staan te knagen. Tot zover nog weinig spectaculairs te melden. Dat wordt anders wanneer we een troep olifanten tegenkomen, die door Dyke wordt genegeerd. Dat kan niks anders betekenen dan exclusief wild. Wanneer we een scherpe bocht naar links maken van het pad af en met de Land Cruiser een heel nieuw pad creëren in de wildernis en zo een kilometer doorcrossen, onderwijl de vele overhangende takken vermijdend, komen we aan bij een luipaard die zo’n vijf meter boven het oppervlak op een dikke boomtak ligt.

Uiteraard heeft hij ons wel gezien, al houdt hij zich slapende. Keurig op de tak rustend, met aan beide kanten van het hout een setje poten, ligt hij uitgeteld te liggen. Het enige dat beweegt is z’n staart. Of het is om z’n evenwicht te houden, omdat hij zich verveelt of last heeft van vliegen, wordt mij op deze afstand niet duidelijk.

Plots draait hij z’n kop om, er verschijnt een troep olifanten die op dezelfde wijze waarop wij door de rimboe zijn gereden, zichzelf een weg baant. Of er nu wel of geen bomen in de weg staan, is geen beletsel. Het adagium is ‘rechtdoor!’

Zoals de olifanten aankwamen, zo verdwijnen ze ook weer en keert voor een ieder de rust terug. Ook op de tak. Beneden houden we het nog een kwartiertje vol en wanneer we besluiten te vertrekken, is het voor de reuzenkat ook mooi geweest. Hij besluit de boom te verlaten. Is het de aandacht, dorst, honger? Een meter achter onze jeep gromt hij een keer naar ons, dus is het wellicht vooral irritatie geweest die hem verdreef.

Niet handig is het dan van Dyke om hem met de Land Cruiser ook nog eens te achtervolgen. Ook nu weer wordt het halve bos gesloopt, althans, bij overrijden van levend hout, veert dit weer keurig op. Dood hout knapt en blijft op de grond liggen. Dit houden we vol totdat onze ‘prooi’ echt is verdwenen. Tijd voor koffie aan de oever van een drinkplaats. Ik knabbel aan een zelfgemaakt koekje, heb een koffie in de linkerhand en kijk uit naar de overkant van het meer waar twee volwassen en een jonge olifant de slurf in het water steken om te drinken.

Na de koffie zijn we dan in totaal al ruim drie uur aan het rondrijden op zoek naar beesten. Tijd voor een tactische terugtocht naar de basis. Onderweg zien we nog een giraf met jonkie sierlijk en slank zichzelf tegoed doen aan de sappige blaadjes van bovenin een boom en dat is het laatste wild dat we te zien krijgen.

We ontbijten nog wat en pakken onze koffers. De 1.4-Toyota staat inmiddels bij de receptie en Tyssen – onze butler – haalt de koffers. We nemen afscheid van hem en danken hem hartelijk voor zijn ontvangst en hulp. Ook Dyke komt nog even langs om gedag te zeggen. Hij vindt dit altijd het minst leuke deel van zijn werk: net als je mensen een beetje leert kennen, gaan ze weer weg. Wij beloven hem dat de volgende gasten, degenen die ons gaan vervangen, vast net zo leuk en aardig zijn als wij. En dan rijden we in ruim een uur terug naar de bewoonde wereld. We hebben een lange rit voor de boeg, we moeten naar Swaziland, een rit van ruim 6 uur, wellicht 7. En dan moet het bij de grens nog meezitten ook.

We nemen niet de R40, maar besluiten een forse omweg te nemen. Dit heeft twee voordelen: minder verkeer en dus meer doorrijden en vooral minder agenten die je een poot proberen uit te draaien (al zijn de bedragen die ze vragen nog best mild). Het blijkt achteraf een goede keuze, al zit de weg die we nemen wel vol met potholes of zoals ze dat hier in ’t Afrikaans zeggen: slaggate.

De rit is lang en leidt over een bergpas. Nu wreekt zich het feit dat we een gemechaniseerde slak hebben weten mee te krijgen van de verhuurmaatschappij. Ondanks dat deze auto waarschijnlijk pas eerder dit jaar in Japan is weten te worden geproduceerd – en dus modern is – is het een auto die fors onderpresteert. Je kunt je niet voorstellen dat ze in Tokyo ooit besloten hebben zoiets slechts te maken en het nog beschikbaar te stellen voor de markt ook. Nu zijn wij zelf voorzien van een vrij sterke en snelle bolide in Nederland, maar we hebben ook een verleden met minder spectaculaire auto’s dan dat. Ooit reden we in een Peugeot 205 (rood) met een 1,1 liter motor. Dit was een GE, wat voor ons stond voor Grande Exclusive, iets wat het totaal niet was. Zelfs dat oude brik uit 1988 had meer pit in zich en bewoog zich soepeler doorheen z’n versnellingen dan deze hele Corolla. We hebben 6 versnellingen tot onze beschikking, maar in de bergen moeten we geregeld terug naar z’n 3 en soms z’n 2. En dan zijn we ook nog geüpgraded, want we zouden eerst een Opel Corsa krijgen, maar die is door ons reisbureau na vele klachten van eerdere afnemers van deze rondreis ingeruild voor dit ding.

Ondanks het euvel met het ontbreken van de pk’s, rijden we voort. Langs Ohrigstad, langs Lydenburg en zo verder en verder tot we in de buurt van Badplaas komen. ’s Avonds aan het diner hebben we het nog over onze korte stop hier en we komen maar niet meer op de plaatsnaam. Was het nou? Blaastest, Strandtent, Balzaal? Eh... Oh ja, Badplaas.

De kaart staat namelijk vol met Nederlands aandoende plaatsnamen. Zo is er niet ver van Badplaas een gehucht en dat heet Amsterdam. We gaan niet kijken, zal wel niks wezen. De leukste plaats die we op de kaart aantreffen, is Piet Retief. Klinkt meer als een snackbar dan als een stad.

Rijden is sowieso iets bijzonders in Afrika. Veelal gebeurt dit op tweebaanswegen die niet uitblinken in kwaliteit of breedte. Het is handig om een beetje in het midden te blijven, daar is de kans op schade aan de weg het kleinst. Aan de randen is fors bezuinigd op asfalt en dus rafelt het wegdek daar, als het er al ligt. Tussendoor natuurlijk nog de vele slaggate en dan heb je de rijstijl die de Afrikaan kenmerkt nog niet gehad. Inhalen op een tweebaansweg is niet verstandig, maar wel veelvuldig voorkomend. Doorgetrokken strepen zijn onzichtbaar of worden massaal genegeerd.

Maar wanneer je dan langere tijd achter een langzame auto – waarvan bijvoorbeeld de laadbak is gevuld is met mensen, wat alleen al een reden is het gas eraf te laten – is er geen nood aan de man, de auto gaat keurig in de berm rijden, zodat je er langs het midden – beetjes smokkelen met de tegenliggers – prima langs kunt. Als dank voor zoveel medewerking, is het dan wel gebruikelijk om na het inhalen twee- of driemaal met de alarmlichten te knipperen, ten teken van hartelijk dank.

Ongeveer 50 kilometer voorbij Badplaas, komen we aan de grens. Het is al laat in de middag en we willen voor donker binnen zijn, anders wordt het zo lastig zoeken. Op het moment dat we de grenspost naderen, weten we al dat dát niet gaat lukken. Men speelt namelijk heel serieus het spel van het uitventen van de eigen identiteit. En daar hoort een stevig ambtenarenapparaat bij met bijpassende formaliteiten en administratieve rompslomp.

We krijgen een velletje bij een loket met daarop het nummerbord van onze auto. Daarmee moeten we een gang in met twee loketten, waar naar onze paspoorten wordt gekeken en waar we een stempel krijgen. Hiermee mogen we Zuid-Afrika verlaten. Dan zitten we even in niemandsland en komen we aan bij de entree van Swaziland. Daar krijgen we weer een velletje en moeten we weer naar een loket voor stempels en controle. Van daaruit moeten we naar nog een loket voor de wegenbelasting en als we daarna nog een loket zien, vragen we of we daar nog wat moeten, maar dat is alleen voor als we iets aan te geven zouden hebben. We mogen gaan. Is dat het dan? Nee, het hele zwikje moeten we vanuit onze auto nog eens aanbieden aan de grenspost zelf. De auto voor ons, wordt extra geïnspecteerd. Wij verwachten hetzelfde, maar dat blijkt niet het geval, na 45 minuten zijn we binnen.

In Swaziland blijkt dat het nauwelijks anders is dan in Zuid-Afrika, met uitzondering van de roze gespoten vangrails. Vrij grof gedaan, de halve meter vluchtstrook heeft dezelfde vrolijke kleur. Toch zien we het somber in, we hebben een routebeschrijving die niks anders zegt dan: sla na 37,4 kilometer af en ga rechtsaf, rijd twee kilometer door en ga schuin naar links. Ga vanaf daar 1,6 kilometer door en neem de tweede rechts, na 3,2 kilometer is Mlilwane Resort aan de rechterhand. Ondanks dat het donker is en ondanks dat het vaag is beschreven, rijden we vrijwel in één keer goed. Het is inmiddels half zeven en stikdonker als we aankomen. Het park is dicht, maar de vrolijke opzichter laat ons op vertoon van de voucher graag door. Zijn enthousiasme is een lichtpuntje na zo’n lange dag.

De resort wordt redelijk snel gevonden en we krijgen hut nummer 3. Met hut bedoelen we ook hut, want het is een wereld van verschil met onze vijfsterren-luxe van gisteren. Toch zijn we meer dan tevreden, er staat een bed en dat bed is voor ons.

We zijn zo gesloopt, dat we na het eten niet veel meer willen doen, het is acht uur ’s avonds en ik wil gaan slapen, terwijl Mariella nog slechts wat wil relaxen. Ai, dat is jammer. Net op het moment dat ik met mijn hoofd in de kussens duik, start de inheemse entertainmentgroep met gezang en getrommel. En omdat de hutten om een vuurplaats heen staan die gebruikt wordt door publiek en muzikanten, lig ik eerste rang. De hut is zo geconstrueerd – planken die niet volledig aansluiten, rieten dak en enkel glas – dat ik volledig kan meegenieten van het spektakel. Enige mazzel is dat het maar een uurtje duurt, dus twaalf uur slaap zijn mij toch gegund.

Safari is slopend.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!